Werkprocedures voor werkzaamheden met vlamboogrisico

Over het algemeen is er sprake van vlamboogrisico bij werkzaamheden aan of nabij elektrische installaties die onder spanning staan. Met name wanneer verdeelkasten worden geopend en afschermingen worden verwijderd, zijn voorzorgsmaatregelen van groot belang. Deze voorzorgsmaatregelen moeten vastgelegd worden in werkprocedures zodat het risico op blootstelling aan vlambogen zo klein mogelijk is. Werkprocedures voor werkzaamheden aan of nabij elektrische installaties die onder spanning staan worden in principe gebaseerd op de paragrafen 6.2, 6.3 en 6.4 van de Nederlandse norm ‘Bedrijfsvoering van elektrische installaties – laagspanning': de NEN 3140.

Spanningsloos werken

Paragraaf 6.2 van de NEN 3140 bevat werkprocedures voor spanningsloos werken aan elektrische installaties. Hoewel er bij spanningsloos werken geen risico is op blootstelling aan vlambogen, is dit wel het geval bij het spanningsloos maken van elektrische installaties. Het is zeer afhankelijk van het type elektrische installatie of het spanningsloos maken van installaties een relatief klein of groot risico is. Standaard worden er vijf eisen gesteld aan het spanningsloos werken:

Onder spanning werken

Paragraaf 6.3 van de NEN 3140 bevat richtlijnen voor werkprocedures voor het verrichten van werkzaamheden aan of nabij elektrische installaties die onder spanning staan. Op de eerste plaats worden de voorwaarden genoemd waaronder onder spanning werken toegestaan is. Aangetoond moet worden dat het werk niet spanningsloos kan worden uitgevoerd, de bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht heeft gekregen voor de werkzaamheden en dat alle benodigde maatregelen genomen zijn om het risico van de werkzaamheden zo klein mogelijk te maken. Een andere belangrijke werkprocedure in deze paragraaf is het op peil houden van de kennis en vaardigheden van het personeel.

Werken op veilige afstand

In paragraaf 6.4 van de NEN 3140 zijn richtlijnen opgenomen over de afstand tussen het personeel en ongeïsoleerde actieve delen van elektrische installaties. Zo wordt bijvoorbeeld voorgeschreven dat je minimaal een halve meter afstand moet houden van ongeïsoleerde actieve delen als er geen afschermingen, afdekkingen of isolerende omhulsels zijn aangebracht. De grenzen van de werkplekken moeten zichtbaar zijn met behulp van waarschuwingslinten, touwen, waarschuwingsborden of andere middelen. Ten slotte worden in deze paragraaf ook voorschriften benoemd over toezicht van en instructies door de werkverantwoordelijke.